Een coalitie van maatschappelijke organisaties en auteurs Tommy Wieringa en Maxim Februari begonnen in 2014, onder coördinatie van PILP, een strategische procedure over SyRI tegen de Nederlandse Staat. Met deze rechtszaak wilden zij SyRI een halt toe roepen. De manier waarop de overheid met SyRI grote hoeveelheden data inzette tegen haar burgers was ongekend, ondemocratisch en kende ernstige mensenrechtelijke bezwaren. Ook de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens adviseerden negatief over de wet met betrekking tot de grote hoeveelheden persoonsgegevens die gebruikt mochten worden en de grote inbreuk op het privéleven door SyRI. Volgens de coalitie schaadde SyRI het vertrouwen van de burger in de overheid en had de werkwijze een remmend effect op de bereidheid van burgers om open te communiceren met de overheid. Daarmee vormde SyRI een fundamentele bedreiging voor het functioneren van de rechtsstaat. Volgens de coalitie viel het systeem niet te verbeteren door extra waarborgen in te bouwen of betere algoritmes te gebruiken.
Op 5 februari 2020 deed de rechtbank Den Haag uitspraak over SyRI; SyRI was in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Nationaal en internationaal was er veel aandacht voor deze uitspraak, die werd ontvangen als een ‘landslide victory’ voor de bescherming van het privéleven van burgers ontvangen.
Volgens de rechtbank maakte SyRI een onevenredig grote inbreuk op het privéleven van burgers. Dat gold niet alleen voor mensen die door SyRI als verhoogd risico werden aangemerkt, maar voor iedereen waarvan de gegevens door SyRI werden geanalyseerd. Volgens de rechtbank was SyRI niet transparant en daarom niet controleerbaar. De inbreuk op het privéleven was voor burgers niet te voorzien en zij konden zich er niet tegen verweren. De rechtbank noemde daarnaast het reële risico van discriminatie en stigmatisering van burgers, op grond van sociaal-economische status en mogelijke migratieachtergrond, in zogenaamde “probleemwijken”, waar SyRI al is ingezet. De inzet van SyRI gaat volgens de rechtbank gepaard met een risico op vooroordelen, maar dit risico valt niet te controleren. Op grond van deze overwegingen heeft de rechtbank SyRI onverbindend verklaart en daarmee kon SyRI niet meer worden toegepast.
Kort na de uitspraak liet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten het systeem niet langer te zullen gebruiken. Ook deelde de staatssecretaris mee dat de Staat niet in hoger beroep zal gaan tegen de uitspraak. Daarbij is volgens de staatssecretaris mede van belang dat SyRI onvoldoende efficiënt en effectief was in fraudebestrijding en niet van meerwaarde was voor de partijen die ermee werken.
Daarmee is SyRI definitief een halt toegeroepen.
De coalitie
De rechtszaak tegen de Nederlandse Staat werd aangespannen door een coalitie van maatschappelijke organisaties, bestaand uit het Platform Bescherming Burgerrechten, het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM), vakbond FNV, Privacy First, Stichting KDVP, de Landelijke Cliëntenraad en auteurs Tommy Wieringa en Maxim Februari. Het PILP-NJCM heeft de rechtszaak gecoördineerd. De zaak werd behartigd door advocaten Anton Ekker van Ekker Advocatuur en Douwe Linders van SOLV.
Het doel van de procedure was tweeledig: het stoppen van SyRI, en het aanwakkeren van het maatschappelijk debat over systemen als SyRI en risicoprofilering van onschuldige burgers. Gekoppeld aan de strategische procedure werd daarom vanuit het Platform Bescherming Burgerrechten de campagne Bij Voorbaat Verdacht gevoerd. Ook dit tweede doel is succesvol behaald.