De Universiteit Utrecht heeft in opdracht van het PILP onderzoek verricht naar etnisch profileren in Nederland, Engeland en Wales. Het onderzoek is uitgevoerd door Simone Vromen en draagt de titel: Ethnic profiling in the Netherlands and England and Wales: Compliance with international and European standards.
Vromen concludeert in haar onderzoek dat de brede discretionaire bevoegdheid van politieagenten in Nederland, Engeland en Wales kan leiden tot etnisch profileren en daarmee een inbreuk vormt op het discriminatieverbod. Reeds in 2010 waarschuwde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) voor het risico van etnisch profileren in het kader van de British Terrorisme Act 2000. De effectiviteit van etnisch profileren ter bestrijding van criminaliteit is nooit aangetoond en het is onwaarschijnlijk dat bij dergelijke praktijken kan worden voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel van het EHRM.
Anders dan in Nederland zijn in Engeland en Wales voorzorgsmaatregelen getroffen om etnisch profileren te voorkomen en aan te pakken. Door het verzamelen van kwantitatieve gegevens en het introduceren van verdere richtlijnen voor politieagenten, handelen Engeland en Wales nu in lijn met aanbevelingen die door verschillende internationale en Europese mensenrechtenorganisaties zijn gegeven. Vromen beveelt aan dat Nederland ook dergelijke voorzorgsmaatregelen treft in zijn beleid om te voldoen aan internationale en Europese normen.
In haar onderzoek baseert Vromen zich op internationale en Europese mensenrechtennormen die van toepassing zijn in de context van etnisch profileren. Ze gaat daarbij onder meer in op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de toepassing van het Europees Sociaal Handvest, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Vromen analyseerde daarbij ook de jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot het discriminatieverbod.
Het onderzoek kan hier worden geraadpleegd.