Moslims en mensen met “buitenlands klinkende namen” zonder objectieve reden in verband brengen met terrorisme draagt bij aan vooroordelen en houdt een terugkerend stigma in stand. Ondervraagd worden in het kader van de WWFT alleen vanwege het noemen van een veel voorkomende naam als ‘Mohamed’ is stigmatiserend.
Drie individuele klanten van ING Bank die te maken hebben gehad met onterechte beschuldigingen van terrorismefinanciering enkel op basis van een connectie met een “buitenlands klinkende naam”, hebben een klacht ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens. Deze cliënten worden bijgestaan door klachtbehandelaars van Discriminatie.nl en door advocaten van PILP.
Het wordt niet betwist dat banken verplicht zijn transacties te screenen en dat de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de sanctiewetgeving strikt moeten worden nageleefd. ING heeft echter een grote mate van vrijheid in de manier waarop zij deze taak uitvoert. ING heeft gekozen voor een specifieke aanpak, het gebruik van een specifiek algoritme en de inzet van personeel op een specifieke manier. De manier waarop ING kiest om haar verificatietaak uit te voeren maakt een niet te rechtvaardigen onderscheid tussen mensen. Mensen selecteren enkel op basis van een connectie met een naam die enigszins (zelfs niet volledig) overeenkomt met een naam op een internationale sanctielijst is niet alleen stigmatiserend, het is ook nalatig. Met andere woorden, deze praktijk is een duidelijke vorm van discriminatie.
Het College voor de Rechten van de Mens heeft op 25 juli 2024 geoordeeld dat de ING discrimineert in controles naar terrorismefinanciering. De bank bevroor onterecht rekeningen van klanten en stelde hen extra vragen over transacties, enkel vanwege hun achternaam of het vermelden van een zogenaamde ‘niet-Nederlands klinkende’ naam in de omschrijving. Dit heeft met name grote gevolgen voor mensen met een niet-Nederlandse afkomst, aldus het College. Ook ging de bank onzorgvuldig om met discriminatieklachten van klanten.
In een baanbrekend oordeel stelt het College dat de ING in het geval van twee klanten onterecht onderscheid op grond van ras maakte door hen te selecteren enkel op basis van hun achternaam of het vermelden van zogenaamde ‘niet-Nederlands klinkende’ naam in de omschrijving van een transactie. Dit is discriminatie en dus verboden, stelt het College. De derde zaak loopt nog.