In 2014 stelde minister Schultz-Van Hagen van Infrastructuur en Milieu in haar reactie op Kamervragen over de afsluiting van water vanwege wanbetaling het volgende:
“Dat drinkwater een eerste levensbehoefte is, is nog steeds kabinetsbeleid. De Drinkwaterwet geeft dan ook het recht op toegang tot drinkwater en de verplichting voor drinkwaterbedrijven om het afsluiten van een kleinverbruiker zoveel mogelijk te voorkomen. Dat drinkwater een mensenrecht is, betekent niet dat het gratis zou moeten zijn.”
Dit standpunt klopt niet. Mensenrechten geven inderdaad geen recht op gratis drinkwater voor iedereen. Maar de gevolgen van de huidige regeling – kinderen die thuis geen toegang hebben tot drinkwater – zijn volgens Defence for Children en het NJCM wel in strijd met kinderrechten en mensenrechten. Bovendien zijn de betaling en levering van water te splitsen. Kinderen kunnen beschermd worden en de vordering van het waterbedrijf op de ouders blijft bestaan.
Afsluitbeleid
Op 1 juli 2018 trad de nieuwe Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater (hierna: de regeling) in werking. Op basis van deze regeling kunnen huishoudens worden afgesloten van het water. Alleen kwetsbare consumenten voor wie afsluiting van het water ernstige gezondheidsrisico’s meebrengt, worden uitgesloten van het afsluiten van water. Kinderen zijn in de afsluitregeling niet aangemerkt als kwetsbare consumenten. Deze regeling maakt het dus nog steeds mogelijk om huishoudens met kinderen af te sluiten van water. Sinds deze regeling van kracht is, krijgen huishoudens die worden afgesloten van het water als zij hierom vragen een waterzak met 12 liter water per persoon om de eerste vier dagen mee door te komen. Concreet betekent dit dat een kind dat is afgesloten van het water toegang heeft tot 3 liter water per dag. Dit is de ver onder de 50 tot 100 liter water, die ieder persoon volgens de Wereldgezondheidsorganisatie per dag nodig heeft.
Rechtszaak
Het NJCM en Defence for Children zijn een rechtszaak gestart tegen de Staat en drinkwaterbedrijven Dunea en PWN, waarin ze de rechter vragen waterafsluitingen bij kinderen thuis te verbieden.
Zij richten zich in de procedure tegen waterbedrijven Dunea en PWN, omdat zij van deze waterbedrijven weten dat ze gezinnen met kinderen afsluiten. Daarnaast richten zij zich tegen de Staat, omdat de Staat met de regeling over het afsluiten van water de schending van kinder- en mensenrechten toestaat en mogelijk maakt. De procedure heeft als doel om waterafsluitingen te verbieden wanneer het gaat om een huishouden met kinderen. Het afsluiten van water is voor gezinnen met kinderen ingrijpend en risicovol en ontkent het recht op water van het kind. Kinderen hebben een zelfstandig recht op water en de toegang tot water mag hen niet ontzegd worden omdat hun ouders de rekening niet kunnen betalen.
Op 19 maart 2024 heeft het gerechtshof Den Haag de uitspraak in eerste aanleg vernietigd en geoordeeld dat het beleid van de Nederlandse overheid om kinderen van het water af te sluiten bij wanbetaling onrechtmatig is.
PILP treedt samen met de Brauw Blackstone Westbroek op als advocaten in deze zaak.