Internationale bescherming van staatlozen
Wereldwijd zijn er naar schatting meer dan 12 miljoen mensen staatloos. Staatlozen bezitten geen nationaliteit en worden zodoende door geen enkele Staat in de wereld als hun onderdaan erkend. Staatloosheid kan verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld: leemtes of tegenstrijdigheden in de nationaliteitswetgeving van landen, willekeurige, discriminatoire ontzegging van de nationaliteit van een bepaalde bevolkingsgroep door een Staat, het uiteenvallen van een Staat, gebrek aan registratie bij de geboorte of het verlies van identiteitsdocumenten.
Het missen van een nationaliteit heeft enorme gevolgen. Zonder burgerschap heb je namelijk geen toegang tot rechten en rechtsbescherming van de betreffende Staat. Aangezien staatlozen nergens erkend burger zijn, is er geen enkel land dat zich over hen ontfermt. Om dit juridische gat te dichten hebben tientallen landen, inclusief Nederland, twee belangrijke Staatloosheidverdragen gesloten (het Verdrag betreffende de Status van Staatlozen uit 1954 en het Verdrag tot Beperking der Staatloosheid uit 1961). Deze verdragen verplichten de Staten om staatlozen te beschermen, en om staatloosheid te voorkomen en op te heffen.
Staatloosheid in Nederland
In Nederland wonen ruim 4.000 staatlozen, die als zodanig door de overheid zijn erkend. Daarnaast zijn er in Nederland nog eens ruim 80.000 mensen die geregistreerd staan als ‘nationaliteit onbekend’. Zij kunnen niet met documenten aantonen dat zij een nationaliteit hebben, noch aantonen dat ze geen nationaliteit hebben, waardoor hun status onbekend blijft. Onder deze mensen bevinden zich vele staatlozen. We missen in Nederland echter een procedure om staatloosheid juridisch vast te stellen, waardoor de stap naar vastgestelde staatloosheid niet gemaakt kan worden. Dit levert veel problemen op. Zo maken ze geen aanspraak op de Staatloosheidverdragen, aangezien die enkel gelden voor erkende staatlozen.
Het UNHC schreef een rapport over deze problematiek en ook de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) boog zich in 2013 over de uiterst kwetsbare positie van zowel erkende als niet erkende staatlozen. In de rapporten wordt de Nederlandse regering dringend aanbevolen om een vaststellingsprocedure voor staatloosheid in het leven te roepen en om de rechtspositie van staatlozen beter te beschermen.
Wat doet het PILP? Wetsvoorstel vaststellingsprocedure staatloosheid
Naar aanleiding van de aanbevelingen in de twee rapporten heeft staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie in december 2016 een wetsvoorstel omtrent een vaststellingsprocedure voor staatloosheid geschreven en opgesteld voor reacties.
Het feit dat er een wetsvoorstel ligt is een positieve ontwikkeling. Toch laat de PILP-zaak van Denny (waarover hieronder meer) zien dat het wetsvoorstel op een aantal punten aangepast moet worden, wil de voorgestelde wet daadwerkelijk de bescherming kunnen bieden die beoogd is. Bij het wetsvoorstel ligt de bewijslast om de staatloosheid aan te tonen volledig bij de aanvrager en is de bewijslast daarnaast niet gespecificeerd. Op dit moment blijkt uit de rechtspraak dat dit de bewijslast onredelijk zwaar maakt voor ongedocumenteerden. Het is uiterst lastig om aan te tonen met officiële papieren dat je tot geen enkele staat behoort. Wij pleiten dan ook voor een gedeelde bewijslast. Daarnaast krijgen erkend staatlozen onder het huidige wetsvoorstel niet de rechtsbescherming die ze verdienen. Nederland is het enige land van de 13 andere Europese landen die een staatloosheid vaststellingsprocedure hebben, dat aan de vaststelling van staatloosheid geen verblijfsrecht wil koppelen. Wederom zullen staatlozen dan cruciale rechten en rechtsbescherming missen.
De zaak Denny
De 6-jarige Denny is een goed voorbeeld van de complexiteit rondom de situatie van ongedocumenteerden. Denny is in Nederland geboren en heeft een Chinese moeder. Het gezin heeft geen verblijfsvergunning en de vader is nooit in beeld geweest. Ondanks diverse, vergeefse pogingen om de nationaliteit van Denny vast te stellen door zijn moeder, het Rode Kruis en Vluchtelingenwerk, wilde de Chinese overheid niet meewerken aan het vaststellen van de nationaliteit, dan wel staatloosheid van Denny. Er is daarom een verzoek ingediend om Denny in de Gemeentelijke Basis Administratie (toen GBA, nu BRP) als staatloos aan te merken. De gemeente wees dit af en de Nederlandse rechters gingen hier in mee. In de tussentijd blijft Denny geconfronteerd met de realiteit van het niet hebben van een nationaliteit. Hij, als kind, kan deze situatie niet oplossen en zit volledig vast.
Om Denny te helpen hebben mensenrechtenadvocaten Jelle Klaas (van PILP) en Laura Bingham (van de Open Society Foundations) samen met Denny in november 2016 een klacht en bijgaande brief voor consultatie ingediend tegen de Nederlandse Staat bij het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties. PILP acht de situatie van Denny in strijd met internationaal recht, waarin is vastgelegd dat iedereen recht heeft op een nationaliteit. Zie voor meer informatie over de klacht de website van Open Society Foundations.
De zaak Denny laat goed zien welke concrete problemen er spelen voor een kind zonder nationaliteit in Nederland. Daarom willen we de zaak onderdeel laten worden van het politieke proces. De zaak is ingediend in de consultatieronde voor het wetsvoorstel, in november 2016. Ook willen we aan de hand van de zaak een expertmeeting gaan organiseren voor Tweede Kamerleden zodra het wetsvoorstel op hun agenda staat.
Eind 2020 heeft het Mensenrechten Comité van de Verenigde Naties een baanbrekende uitspraak gedaan in de zaak Denny. Het Comité heeft geoordeeld dat Nederland te weinig doet om het recht op nationaliteit van kinderen te waarborgen. Binnen een half jaar moet de Nederlandse staat aan de VN verantwoorden welke acties zijn genomen om dit recht te zetten. Om te voldoen aan de verplichtingen zou de Tweede Kamer het recentelijk ingediende wetsvoorstel over kinderstaatloosheid moeten aanpassen. Voor meer informatie, zie een uitgebreid blog van Jelle Klaas en Laura Bingham hier.
Staatlozen in detentie
In januari 2017 is PILP in samenwerking met DLA Piper een juridisch onderzoek begonnen naar staatlozen die in vreemdelingendetentiecentra vast zitten. In de wet staat dat een vreemdeling in detentie geplaatst mag worden met het oog op uitzetting naar zijn of haar land van herkomst. Volgens vaste jurisprudentie dient dit een ‘werkelijk vooruitzicht’ op uitzetting te zijn en juist dit zicht ontbreekt bij staatlozen. Zij hebben geen land om naar terug te keren, omdat ze door geen enkel land als onderdaan worden erkend. Dit maakt de detentie van staatlozen in veel gevallen zinloos, arbitrair en onrechtmatig.
Uit het juridische onderzoek is een handleiding voortgekomen. De handleiding is gemaakt door PILP, ASKV en enkele rechtswetenschappers. Deze handleiding is bedoeld voor advocaten die zich ontfermen over staatlozen in vreemdelingendetentie. In juli 2017 hebben vreemdelingenrechtadvocaten een email ontvangen waarin de handleiding wordt aangeboden, onder de voorwaarde dat de vreemdelingenrechtadvocaten PILP en ASKV betrekken bij procedures die gevoerd gaan worden waarbij de handleiding gebruikt wordt.
Op die manier kunnen we bekijken of de in de handleiding genoemde (mensen)rechten effect hebben in procedures en of we meer moeten en kunnen doen om procedures over staatloosheid en detentie te ondersteunen.