De woonbehoefte van woonwagenbewoners mag niet gelijk gesteld worden aan die van bewoners van reguliere woningen. Het woonwagenleven is dermate specifiek voor hen, dat eenzelfde woongenot alleen mogelijk is in een woonwagen.
Dat oordeelde de kantonrechter in Gouda op 10 januari 2019 in een zaak die woningcorporatie Woonpartners had aangespannen tegen vijf woonwagenbewoners in Waddinxveen. De wooncorporatie probeerde via de rechter de huurcontracten te beëindigen en de bewoners zo te dwingen naar ‘woonwagenwoningen’ te verhuizen. Deze speciale woningen, gebouwd van steen, zijn volgens Woonpartners vergelijkbaar met woonwagens en dus een passend alternatief. De rechter oordeelde echter anders.
De gemeente dient rekening te houden met de culturele identiteit van woonwagenbewoners in het huisvestingsbeleid. Dat betekent onder meer dat de gemeente de woonwagencultuur moet beschermen, en het wonen in woonwagens mogelijk moet maken door bijvoorbeeld in voldoende standplaatsen voorzien. Dit werd vastgelegd in het nieuwe beleidskader voor het woonwagenbeleid, dat minister Ollongren van Binnenlandse Zaken op 12 juli 2018 presenteerde. Hiermee is het uitsterfbeleid dat een aantal gemeentes nog hanteert niet langer toegestaan.
De woonwagenbewoners zijn blij met de uitspraak.
Het PILP-NJCM diende in deze zaak een opiniebrief (Amicus Curiae) in, waarin de mensenrechten die van toepassing zijn voor woonwagenbewoners nog eens toegelicht werden. Advocate Charday Huurman stond de vijf woonwagenbewoners bij.
De woonwagenbewoners werden ook ondersteund door Sabina Achterbergh en de VSRWN.
Lees de Amicus brief hier.
Lees meer over ons woonwagendossier hier.