Klimaatverandering en mensenrechten

Klimaatverandering staat momenteel centraal in vele maatschappelijke discussies. In navolging van het Akkoord van Parijs moet de overheid zich inspannen voor het beperken van de opwarming van de aarde. In de Urgenda zaak oordeelde het gerechtshof in 2018 dat de Staat de milieuafspraken in internationale verdragen moet nakomen, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met ten minste 25% te reduceren.

Het is niet alleen de Staat die verantwoordelijkheid draagt voor het tegengaan van klimaatverandering. Ook multinationals die met hun bedrijfsactiviteiten een grote rol spelen in de milieuvervuiling worden onder de loep genomen en opgeroepen tot de energietransitie.

Ernstige milieuvervuiling en de daardoor veroorzaakte onveiligheid in de leefomgeving raakt het welzijn van burgers. De bestaansvoorwaarden van mensen worden immers aangetast. Er bestaat dan ook het recht op bescherming tegen ernstige milieuschade en de gevolgen daarvan. Op grond van artikel 21 van de Grondwet moet de overheid zorgdragen voor de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Daarnaast zal door ernstige milieuvervuiling een inbreuk gemaakt kunnen worden op het recht op leven onder artikel 2 EVRM en artikel 6 IVBPR en het recht op eerbiediging van privé- en familieleven onder artikel 8 EVRM en artikel 17 IVBPR.

Klacht tegen Shell bij de Reclame Code Commissie

Op 2 mei 2019 heeft Fossielvrij Onderwijs, ondersteund door het PILP-NJCM, een klacht ingediend tegen Shell bij de Reclame Code Commissie over misleidende reclame. De klacht is gericht tegen Shells reclame over GTL Fuel op een informatiebord dat geplaatst was naast het reuzenrad van het Generation Discover Festival 2018, een festival van Shell voor kinderen van de basisschool en de brugklas. Die reclame bevatte misleidende milieuclaims over GTL Fuel, aldus de klacht.

Het misleidende aspect van het informatiebord was drieledig. Ten eerste werd de indruk gewekt dat GTL tot één van de schone energiebronnen hoort, wat het niet is nu GTL een fossiele brandstof is, geliquideerd aardgas. Ten tweede stond op het informatiebord beschreven dat het reuzenrad door GTL Fuel werd aangedreven en dat daarmee wordt bijgedragen aan de VN duurzame ontwikkelingsdoeleinden. Echter, de betreffende doelstelling werd onjuist geciteerd: in plaats van ‘schone energie’ stond op het informatiebord ‘schonere energie’. Ten derde werd GTL aangeprezen als een schoner alternatief voor diesel, terwijl die stelling niet kan worden gesteund met wetenschappelijk onderzoek wanneer de totale milieubelasting van GTL – inclusief de emissie veroorzaakt bij de productie ervan – meegenomen wordt.

De Reclame Code Commissie (‘RCC’) heeft de klacht in de beslissing van 5 augustus 2019 afgewezen. Tegen deze beslissing hebben Fossielvrij Onderwijs en PILP-NJCM hoger beroep ingesteld bij het College van Beroep (‘Het College’).

Op 29 oktober 2019 heeft het College de klacht gegrond verklaard. Het PILP-NJCM en Fossielvrij Onderwijs zijn erg verheugd met het resultaat van deze procedure.

Het College acht de reclame-uiting van Shell wél strijdig met artikel 2 van de Milieu Reclame Code, in tegenstelling tot het oordeel van de RCC. Shell wordt bevolen om niet meer op een dergelijke wijze misleidende milieuclaims op te nemen in reclame voor GTL. Lees hierover meer in het nieuwsbericht.

Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind

Omdat de reclame van Shell met de misleidende milieuclaims gericht was op kinderen van de basisschool en de brugklas, zijn de rechten van het kind mede van belang in deze zaak. De kinderen die het festival bezochten waren van zeer beïnvloedbare leeftijden en daardoor vatbaar voor misleidende reclame. Op grond van artikel 3 van het VN Kinderrechtenverdrag moet het belang van het kind te allen tijde vooropgesteld worden. Zij moeten beschermd worden tegen informatie die schadelijk kan zijn voor hun welzijn, inclusief reclame die misleidende milieuclaims bevat.

 

[ssba]